Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

dageraad

betekenis & definitie

ochtendgloren.

gedeelte van de dag tussen de nacht en de volle dag, gekenmerkt door het beginnende daglicht dat aanvankelijk schemert en geleidelijk sterker wordt tijdens de zonsopgang, resp., als plaatsvindend verschijnsel of gebeurtenis: het aanbreken van de dag, het verschijnen van het eerste morgenlicht.

Voorbeelden:
Telkens getoonzet in een stemming van de tijd (de dageraad, de nacht, de lente) schilderde Alaoui als het ware kleine miniatuurtjes, vol broos verlangen en gespeeld met een beheerste eenvoud op guiterne en percussie.
De Standaard, 1997

Zo verslaafd geraakte hij dat hij dageraad vergat, nacht, dag, morgen, maand, seizoen, halfjaar en jaar, in feite ieder besef van tijd, terwijl de fijn-geheupte nimf, bedreven zowel in de technieken van de liefde als in de conversatie, de liefde bedreef met hem.
http://user.online.be/debrug/diabasis/, 2002

De anophelesmug prikt enkel tussen valavond en dageraad. Indien volgende maatregelen correct worden uitgevoerd, wordt het risico van malaria in belangrijke mate verminderd.
http://www.hamwvl.be/vaccinaties/folia%20preventie%20malaria.htm

Bij brand of onheil waarschuwden de torenwachters de bevolking door klokgelui. Ook kondigden zij de dageraad en de avondstonden aan, het begin van de werkdag en het doven van de vuren.
http://home.tiscali.be/mhaemers/Nederlands/gent/belfort.html

Aan de horizon kondigt een paars streepje lucht de dageraad aan.
Ep Meijer, Proloog; Uitje; Vakantiebelevenissen; Helm, 2000-2001