Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

boswachter

betekenis & definitie

bewaker van een bos.

iemand die voor zijn beroep een bos of een ander natuurgebied bewaakt.

Voorbeelden:
In de periode voor kerst wordt er meestal extra waakzaamheid van jachtopzieners en boswachters gevraagd. En dat sorteert effect. Stropers van wild en dieven van kerstbomen sloegen in het verleden rond deze donkere dagen voor kerst maar al te vaak hun slag.
Meppeler Courant, 1993

Bij vier van de telefoontjes ging het om gesprekken met jachtopzieners, boswachters en andere mensen van Vis Wild om te polsen of iemand van hen had gehoord of er wolven actief waren in de omgeving van Hope.
Nicholas Evans, De wolvenlus, 2002

Mevrouw Chantal wil dus weer de scepter zwaaien over dit gebied, en een boswachter aanstellen, en de wandelaars laten verjagen, en jachtpartijtjes organiseren voor haar stinkend rijke vrienden.
Robin Hannelore, Requiem voor de geitenmelker, 1980

< >