Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

bosuil

betekenis & definitie

gestreepte uil die in bossen woont.

gestreepte, vrij gedrongen uil zonder oorpluimen en met een dikke kop, die zich vooral ophoudt in dichte bossen.

Voorbeelden:
De bosuil, die althans in de meeste gevallen gedurende langere tijd met hetzelfde wijfje gepaard blijft, heeft in de baltstijd geen al te groot stemvolume nodig om een wijfje te roepen.
http://www.gaznapiro.be/nederlands/nestelen/nestel4.htm

Roofvogels als buizerd, torenvalk en bosuil broeden in het bos en zoeken hun prooi in het cultuurland.
Meppeler Courant, 1996

Grote en kleine spechtensoorten hakken nestholten uit die later worden bevolkt door een keur van holenbroeders als bonte vliegenvangers, bosuilen en holenduiven en ook door boommarters en kolonies vleermuizen.
NRC, 1995

< >