Het begrip baasje heeft 5 verschillende betekenissen:
1) eigenaar van een hond.
iemand die een hond heeft en daarvoor zorgt; baas van een hond; eigenaar van een hond; hondeneigenaar; hondenbezitter.
2) baas; chef.
baas; chef; ook: directeur van een kleine onderneming.
3) baasspeler.
baasspeler; pedant mannetje dat graag de baas is.
4) ventje; jochie.
kleine jongen; jongetje; ventje; jochie.
5) man.
man.
Komt vooral voor in de combinaties bezig/druk baasje en oud baasje.