Wat is de betekenis van baasje?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

baasje

Het begrip baasje heeft 5 verschillende betekenissen: 1) eigenaar van een hond. iemand die een hond heeft en daarvoor zorgt; baas van een hond; eigenaar van een hond; hondeneigenaar; hondenbezitter. 2) baas; chef. baas; chef; ook: directeur van een kleine onderneming. 3) baasspeler. baasspeler; pedant mannetje dat graag de ba...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

baasje

baasje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord baas

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Baasje

o. (-s), kleine baas ; een klein baasje, met een kleine zaak, weinig personeel; — zegsw.: hij heeft het zo druk als een klein baasje; — het is een baasje, een ferme jongen, (ook) een haantje-de-voorste; — naam voor kleine jongens: kom, baasje, het is bedtijd; een aardig baasje.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Baasje

o. (-s), kleine baas; een klein -, met een kleine zaak, weinig personeel; (zegsw.) hij heeft het zo druk als een klein baasje.