abrupt ophouden te bestaan; ineens verdwijnen.
Voorbeelden:
Couto laat dromen kleurrijk als zeepbellen uiteenspatten.
De Standaard, 1997
Kortom, ons rustig, ingeblikt leventje lijkt als zeepbellen uit elkaar te spatten.
http://users.skynet.be/fa510170/homeart/Marleendesmet.htm
De veel geprezen constructieve sfeer in de commissie-Dutroux spatte gisteren als een zeepbel uiteen.
De Standaard, 1997
Maar elke geluksbelofte leek voor haar ogen als een zeepbel uiteen te spatten telkens als Niel uit de zee van haar onderbewustzijn omhoogschoot.
Thomas Lieske, Franklin, 2002