Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

afwezig geven

betekenis & definitie

verstek laten gaan; niet thuis geven.

niet optreden, niet opdagen of niet reageren waar dat verwacht kan worden; zich afmelden; verstek laten gaan; bedanken voor; niet thuis geven.

Voorbeelden:
Johan Bruyneel gaf afwezig voor de slotetappe van de Zwitserse ronde. Onze landgenoot werd, volgens ploegleider De Rooy, in het holst van de nacht naar huis geroepen omdat een dicht familielid van zijn vriendin plots ziek was geworden.
De Standaard, 1996

Bepaald gênant werd het toen Hucknall de heren tot vijfmaal toe aanporde mee te zingen, maar die gaven afwezig.
De Standaard, 1995

De kopers gaven afwezig, waardoor de Dax-index bijna 12 punten lager eindigde op 2.192,04 punten.
De Standaard, 1995

Zo moest Alfredo Guttierez de vallenato voorstellen, maar hij gaf afwezig. Geen probleem: Reasons Orchestra uit St-Lucia verving met bruisende verve.
De Standaard, 1996

< >