De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Bank

betekenis & definitie

in het middeleeuwse woonhuis het voornaamste zitmeubel, destijds bekend onder de naam ‘sitten’. Het onderstel kon bestaan uit vier stijlen, maar ook uit zware staande planken op sleevoeten, zgn. wangen.

Naast de zitfunctie had het dikwijls ook een bergfunctie; dergelijke zitkisten (sittenkisten) bestonden in de 15de eeuw uit stijlen en regels met panelen, hadden een opklapbare zitting en doorgaans een rugleuning, vaak eveneens voorzien van panelen. Terzelfder tijd kreeg de Italiaanse kistbank(cassapanca) onder invloed van de renaissance een zeer zware, monumentale uitvoering. De bank had dikwijls een vaste plaats tegen de muur, maar even vaak ook voor de schouw, en vormde tijdens de maaltijd het pendant van de lange schragentafel die, na gebruik, in losse onderdelen een plaats kreeg tegen de muur of aan de zolderbalken. Daarom had de bank bij de schouw ook meestal een omlegbare rugleuning(strycsitten), zodat het meubel voor beide gevallen kon dienst doen zonder te worden versleept. Tijdens de 16de eeuw wordt de harde bank door de beklede stoel naar het tweede plan gedrongen en in de 17de eeuw vindt men alleen in het portaal van voorname woonhuizen nog banken voor wachtende bezoekers. Er zijn ware pronkstukken onder, rijk van beeldhouwwerk voorzien, vaak met heraldische motieven.

In de tweede helft van de 17de eeuw zijn echter twee nieuwe, uit de fauteuil ontwikkelde salonbanken in opkomst: de canapé en de rustbank. Bij de canapé was de zitting van de fauteuil vergroot in de breedte, zodat er plaats was voor meerdere personen: bij de rustbank (lit de repos of lit du jour) was de zitting dusdanig verlengd dat men er in zijn volle lengte op kon liggen. Deze grondtypen hebben gedurende de 18de en 19de eeuw talrijke variaties opgeleverd.