waaiervormig gegroefde, op schelpen gelijkende versieringsvorm. In de bouwkunst noemt men een klein kwartbolgewelf versierd met uitwaaierende groeven (soms gelijkende op een uitwaaierende palmet) boven een halfronde nis een schelp, schelpgewelf of ‘concha’ (Gr. koncha—mosselschelp).
Verwerkt tot rocaille wordt de schelp karakteristiek voor de Louis xv-stijl. Met het Louis xvi raakt het schelpornament langzamerhand in onbruik.