siervorm van in wezen amorf karakter, hoofdzakelijk geïnspireerd op de fysionomie van zeedieren, bestaande uit het vermeende kraakbenen skelet, waaromheen kwabben aangebracht zijn. Aan de fantasie wordt hierbij veel ruimte gelaten.
Het kwabornament ontwikkelt zich in de maniëristische periode van de renaissance tegen het einde van de 16de eeuw in de Nederlanden, om in de daaropvolgende barokstijl in ruime mate te worden toegepast bij allerlei vormen van decoratieve kunst, met name van zilveren voorwerpen, zoals bij de beroemde zilversmid Paulus van Vianen. Andere beroemde zilversmeden die deze ornamentiek bezigden waren Johannes Lutma sr. en jr. en Thomas Boogaert. De afkomst ligt. naar wordt aangenomen, in de Italiaanse cartouche van de 16de eeuw, die in dit land vooral in Florence o.m. bij vensteromlijstingen werd toegepast. De belangstelling voor deze fantastische vormen werd waarschijnlijk door de in opkomst zijnde wetenschap der anatomie gestimuleerd. Het kwabornament. in Duitsland als ‘Knorpelwerk’ bekend, is ten nauwste met de Ohrmuschelstil verwant, zodat een nauwkeurige onderscheiding tussen beide onmogelijk is. Beide ornamentstijlen berusten uitsluitend op de fantasie en bekoren door hun ongrijpbare beweeglijkheid.
De rechte lijn blijft overal vermeden. Ook in Frankrijk treft men soms voorbeelden van kwabornamentiek aan.