(v. Fr. cristal), geheel kleurloos, niet tot de mineralen behorend glas.
Het werd in de 15de eeuw in Venetië vervaardigd uit silicaat met potas en kalk: tegen 1600 van belang voor spiegelglas en iets later voor lenzen. In Engeland werd in de 17de eeuw loodhoudend kiezelglas gemaakt, bekend als loodglas. In Bohemen sedert de 17de eeuw ook in deze samenstelling, maar van hogere kwaliteit. Kristalglas kon in meer massieve vorm ook worden gedrild en geslepen. liet slijpen van loodglas werd in de 19de eeuw in het bijzonder in het Franse Baccarat toegepast, waar de term cristal ontstond.