De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Herdersidylle

betekenis & definitie

een in beginsel literair genre dat dateert uit de klassieke oudheid. Bij de Grieken. vooral op Sicilië, waren bij het volk levende herdersliederen (boukolikè aoidé) het uitgangspunt van de herderspoëzie, die gesprekken of liederen van herders vertolkte, al of niet omlijst met een kort verhaal, een genre waarvan de Griekse dichter Theocritus de grootste exponent was; in de Latijnse letterkunde is de bucolische poëzie vooral vertegenwoordigd bij Vergilius.

Reeds bij deze schrijvers krijgt het bucolische genre een nostalgische stemming, gebaseerd op het terugverlangen van de cultuurmens naar het ongecompliceerde leven in en met de natuur. Hel is een sterk geïdealiseerd natuurbeeld dat zich ontplooit in een weelderig landschap, genaamd Arcadië naar het bergland in de Griekse Peloponnesus bevolkt door herders en herderinnen wie een bestaan wordt toegedacht van zorgeloos opgaan in de vreugden van het landleven. Dit thema vindt opnieuw weerklank in de middeleeuwse literatuur, waar het als tegenhanger optreedt van het noblesse oblige, de beslommeringen en zelfdiscipline die de ridderlijke levensvorm oplegde. Het bucolische of pastorale genre (v. Fr. pasteur, herder) blijft echter niet alleen beperkt tot de literatuur, maar wordt ook gedramatiseerd in een spel, dat echter eerder het karakter heeft van een gekunstelde voortzetting van de hoofse zeden dan van een realistische opvoering. Deze traditie zet zich voort tot het eind van de 18de eeuw, waarvan men nog een tastbaar getuigenis kan vinden in Le Hamcau, het sprookjesdorp in de tuinen van Versailles dat daar voor Marie Antoinette werd gebouwd.

Een aparte, meer erotisch getinte vorm neemt de herderspoëzie aan in de middeleeuwse ‘pastourtlle', het genre van het korte gedicht dat het amoureuze avontuur bezingt tussen ridder en herderinnetje. Na de renaissance wordt dit thema uitgewerkt in de ‘bergerie' (herders- of veldzang). De pastorale wordt dan gaandeweg eveneens meer het terrein waar erotiek en natuurgenot elkaar ontmoeten in een roes van fluitspel en vogelenzang. Ook in de muziek (bergerette) en op het toneel (herdersspel) wordt het pastorale gegeven in de 17de en 18de eeuw opgevoerd. In de schilderkunst komt men het genre tegen in de arcadische landschapsstukken van meestal rijk van boompartijen voorziene heuvellandschappen, gestoffeerd met grazend vee en antieke ruïnes, waartussen herders en herderinnetjes dartel samen zijn of zich mijmerend of musicerend koesteren in het avondlicht. Met name ook in de Franse wandtapijtkunst van de 18de eeuw wordt het arcadische en pastorale thema een vast genre. In de 18de-eeuwse keramische sculptuur tonen de talloze faience- en porseleinen beeldjes welke graad van populariteit de pastorale had bereikt.Tto aan het eind behoudt zij haar gefantaseerde, nostalgische karakter en het is in aansluiting op deze trant van filosoferen dat de chinoiserieën- en turquerieënmode zo geredelijk ingang vonden in de decoratieve kunsten. In de pastorale openbaart zich een zin voor het ongerijmde waarvan men ook elders de bewijzen legio aantreft, o.a. in de artificiële grotten en temples d'amour. de pagodes en ruïnes in historische parken en tuinen, en in de arcadisch getinte dorps-en stadsbeschrijvingen uit de 17de en 18de eeuw. Het is veelzeggend dat het herderlijke genre eerst zijn betekenis is gaan verliezen bij de opkomst van de Romantiek, een cultuurbeweging waarbij de nostalgie niet meer als tijdverdrijf, maar als een levensinstelling wordt ervaren. In deze episode raakt de herdersidylle verloren tussen de talloze andere thema's uit het verleden. Het tijdperk van de neostijlen is dan aangebroken.

< >