De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Friese klokken

betekenis & definitie

De geschiedenis van de Friese klok begint aan het eind van de 17de eeuw met de stoelklok. Mogelijkerwijs heeft de Friese stoelklok zich ontwikkeld uit de Zaanse klok; bij beide is het uurwerkgestel van het birdcage type.

De klok wordt geplaatst voor een wandplank, waartegen aan de onderkant een console (de stoel) is bevestigd en aan de bovenkant een dakje. De klok wordt aangedreven door gewichten en heeft een spillegang. Fen kleinere uitvoering hiervan, speciaal gemaakt voor gebruik aan boord van beurtschepen, is het stoelschippertje. Tegen het eind van de 18de eeuw ontwikkelde zich een nieuw type wandklok met een ankergang in plaats van een spillegang, de staartklok. Centra van uurwerk vervaardiging in Friesland waren Grouw, Sneek, Joure, Dokkum, Franeker, Bolsward, Harlingen e.a. De grootste bloeiperiode van de Friese stoelklok ligt in de tweede helft van de 18de en het begin van de 19de eeuw; die van de Friese staartklok ligt in het midden van de 19de eeuw. Aan de Friese klokkenindusirie kwam tegen 1880 een einde ten gevolge van de grote concurrentie van de veel goedkopere neorenaissance-klokken uit Duitsland, die een grotere verscheidenheid aan vormen boden.

< >