De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Fineren

betekenis & definitie

het beleggen van meubelen van normaal meubelhout met uiterst dunne bladen van een edele houtsoort, met het oogmerk het meubel het aanzien te geven van de mooie houtsoort. Het prefereren van de schone schijn boven het wezenlijke is een wezenskenmerk van de barok: de fineertechniek kwam dan ook in deze tijd tot bloei.

De techniek berust op het gebruik maken van het feit dat de houttekening van twee opeenvolgende platen uit dezelfde stam aan de zijden waarmee zij aan elkaar sloten identiek van tekening zijn, waarbij het ene deel het spiegelbeeld is van het andere. Dientengevolge laten de toevallige gevlamde figuren in de houtnerf zich combineren tot symmetrische en zelfs rozetvormige patronen (parketteren). Uit dien hoofde wordt de voorkeur gegeven aan houtsoorten met een sprekende en liefst grillige tekening, in de periode tussen ca. 1660 en midden 18de eeuwdomineerde het wortelnotehout. dat uitmunt door een fijn gekrulde wolktekening; na die tijd wordt het mahoniefineer favoriet tot ca. 1850. Fineer wordt vaak nog gegarneerd met randjes van andere, contrasterende houtsoorten. Het zeer doorwrochte fineerwerk. waarbij hele voorstellingen in hout ontstaan, wordt marqueterie genoemd. Een merkwaardige, ritmische tekening die zeer plastisch werkt verkrijgt men door het leggen van zespuntige sterren uit ruitvormige stukjes fineer van drie verschillende tinten (blokparket).

Ook gebogen vlakken kunnen gefineerd zijn, echter tot een zekere grens. Gefineerde meubelen uit de barok vertonen mede om die reden de zware beuling-, papegaaiebek- en ojieflijsten.