Engels aardewerk of hard aardewerk, aardewerk van lichtbakkende klei vermengd met veldspaat en kwarts, gebakken op een temperatuur van 1300 tot 1450 C, zodat een harde, dichte, dunne, lichtgele tot witte scherf ontstaat. In Duitsland noemt men dit aardewerk Steingut, in Frankrijk faience fine.
Het Nederlands kent hiervoor geen benaming, zodat men volstaat met de aanduiding Engels of hard aardewerk dan wel de Engelse benaming aanhoudt. Dit aardewerk werd ca. 1740 in Staffordshire ontwikkeld en daar het. hoewel zeer dicht van structuur, toch poreus is. werd het met een lood- of kwartsglazuur bedekt. Aan dit glazuur werden soms nog oxiden toegevoegd, om een effen gekleurd of gevlekt (bijv. tortoise-shell) oppervlak te verkrijgen. Het is vooral Wedgwood geweest die dit type aardewerk verder heeft ontwikkeld en beroemd gemaakt. Een geperfectioneerd creamware noemde hij vanaf 1765 Queensware; in 1779 introduceerde hij het zgn. pearlware. De harde scherf leende zich bijzonder goed voor ajourdecoratie: ook werden geschilderde decoraties op dit aardewerk aangebracht; het allermeest werd echter de overdruktechniek toegepast en gedecoreerd door dezelfde pottenbakkers die ook steengoed en faience maakten.
Tegen het eind van de 18de eeuw begon het creamware beide produkten zelfs te verdringen. Creamware werd ook gemaakt in Leeds en Liverpool en door Josiah Spode I. Bekend is ook het Stockton-wit uit het midden van de 19de eeuw, dat werd gemerkt met de naam Wedgwood totdat Wedgwood hiertegen protest aantekende. Vanaf 1760 werd creamware in Parijs vervaardigd onder de naam faience fine, en later ook in Duitsland en Italië. De grote populariteit van het creamware is een van de oorzaken geweest van de ondergang van de Delftse faience-industrie.