De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Gepubliceerd op 02-12-2020

Antwerpse wandtapijten

betekenis & definitie

Antwerpen is uit twee oogpunten van groot belang, nl. als handelscentrum en als centrum voor de wandtapijtindustrie. Als stapelplaats had het aan het eind van de 15de eeuw de plaats van Brugge ingenomen.

De wandtapijtenhandel was bij de wet zo geregeld, dat de wever en de koper een beëdigd makelaar moesten inschakelen: bij uitzondering leverde de tapijtwever direct aan de besteller. Er werd aan de Zuidnederlandse wevers de gelegenheid gegeven hun tapijten uit te stallen in het zgn. wandtapijtenpand, dat aan het begin van de 16de eeuw gelegen was in een galerij gebouwd tegen een dominicaner kerk. In 1555 werd een nieuw' pand geopend. In 1576 werd dit tijdens de Spaanse Furie geplunderd, waarbij talloze beroemde series verloren gingen. Toch bleef het Antwerpse pand tot ver in de 17de eeuw in gebruik. Als weefcentrum is Antwerpen volgens de documenten vruchtbaarder geweest dan de overgebleven wandtapijten zouden doen vermoeden.

In tegenwoordige verzamelingen bevinden zich o.a. series van Hercules. Alexander, Jephta. Bacchus, Prosperina, Aeneas, de paardrijschool, wapens van Beieren en van de kanunniken van Würzburg. In sommige gevallen benadert de Antwerpse kwaliteit die van Brussel. Doch ook de goedkopere, in korte tijd leverbare series kwamen voor. Het grootste aantal wandtapijtenfirma's kwam in de 16de en 17de eeuw voor: een van de ontwerpers was Rubens’ leermeester, Otto Cornelisz van Veen, een van de tapijtwevers zijn schoonvader, Fourment.

Namen die in de Noordnederlandse tapijtweefkunst voorkomen. kan men ook in Antwerpen vaak van eerdere generaties tegenkomen. Ook voor wevers waren godsdienstgeschillen reden om naar de Noordelijke Nederlanden uit te wijken, zo ook Frans Spiering. Talloze handelsconnecties van Antwerpen lagen in Frankrijk en Duitsland en Antwerpse wevers gingen in protestantse Duitse steden werken.

< >