"Schlemiel" is een Jiddisch woord dat zijn oorsprong vindt in de Jiddische en Hebreeuwse cultuur. Het wordt gebruikt om iemand te beschrijven die pech heeft of onhandig is, iemand die vaak in ongelukkige situaties terechtkomt of blunders begaat.
Het concept van de "schlemiel" wordt vaak humoristisch weergegeven in literatuur en folklore. Het woord wordt vaak gekoppeld aan het idee van iemand die altijd dingen fout doet, vaak op een onhandige of ongelukkige manier, maar zonder slechte bedoelingen.
Voorbeelden van het gebruik van "schlemiel":
* Persoonlijke beschrijving: "Hij is echt een schlemiel; alles wat hij aanraakt, gaat mis."
* In verhalen: In veel Jiddische verhalen en grappen is de schlemiel een standaardpersonage dat zorgt voor komische situaties door zijn voortdurende pech en onhandigheid.
Het woord "schlemiel" wordt soms samen genoemd met "schlimazel," een ander Jiddisch woord dat verwijst naar iemand die voortdurend pech heeft. Een beroemde manier om het verschil tussen de twee te onthouden is de uitleg: de schlemiel is degene die de soep laat vallen, en de schlimazel is degene over wie de soep wordt gemorst.