De ijskristallen, waaruit cirruswolken bestaan, kunnen geruime tijd blijven zweven voordat ze verdampen. Door hun gewicht ondergaan zij een langzaam dalende beweging, de dichtere delen vallen sneller dan de minder dichte en zij komen dientengevolge in luchtstromingen met verschillende snelheid terecht en worden op deze wijze door de wind uiteengetrokken.
De aanwezigheid dezer hoge w. behoeft niet noodzakelijkerwijze een aanwijzing te zijn voor harde wind in de benedenste luchtlagen.