Naast het scheprad het oudste wateropvoerwerktuig. De t. bestaat uit een cylinder, die om een as kan draaien, terwijl zich tussen as en cylinderwand 3 of 4 schroefvelden bevinden, waardoor binnen de cylinder schroefvormige gangen ontstaan.
De t. wordt hellend opgesteld. Bij draaiing wordt het water door de schroefgangen mee naar boven genomen. De t. wordt soms nog gebruikt bij het droogzetten van slootgedeelten. In de Friese tjasker nog voor polderbemaling. T. werden vroeger van hout gemaakt, tegenwoordig van staal. De t. is de voorloper van de vijzel (z. ook Bemalingswerktuigen).