fam. Rosaceae.
Groot gesl. van struiken met verscheidene, onderling geheel vrije vruchtbeginsels en droge vruchten. De soorten worden gegroepeerd volgens de bloeiwijzen: trossen, tuilen of pluimen. Tot de eerste groep behoren vooral S. thunbergii SIEB. uit O. Az., S. arguta ZAB. (S.multiforax thunbergii en S. vanhoutiii ZAB. (S. cantoniensis X trilobata), die tot onze meest algemene voorjaarsbloeiers behoren. Van de tuilenvormende soorten is het meest algemeen S.japonicaL.F. uit Japan met brede tuilen van rosé bloemen. Verder S. albiflora (MIQ,.) ZAB. (S. callosa alba HORT.) uit Japan,met witte bloemen. De pluimenvormende
soorten zijn ook zeer bekend: S.salicifolia L. uit Japan, S.alba DUROI uit N. Am. en S.douglasii HOOK. uit N.Am. Van deze groep ziet men vaak hybriden.
Voor de kruiden, die onder de naam S. worden gekweekt, z. Filipendula, Astilbe, Aruncus.