Bodemk. eigenschap, waarbij het bovenste laagje van 1 à 2 cm dikte van de bouwvoor ten gevolge van de regen gemakkelijk verspoelt, zodat de bodemdeeltjes bij opdrogen een harde korst op de grond vormen. De grond slaat gemakkelijk dicht.
De grond slempt, is slemperig, loopt of is loperig.