fam. Rosaceae, roos, is een zeer groot gesl. van merendeels gestekelde struiken, met geveerde bladeren en met bloemen, waarvan de holle bloembodem een aantal vruchtbeginsels bevat en zich later ontwikkelt tot een gekleurde schijnvrucht, die men bottel noemt.
Van de wilde, de z.g. botanische rozen zijn vele soorten in cultuur; de meeste worden gebruikt als dekheesters; de bloemen zijn niet groot en bloeien kort, zij dragen echter meestal rijkelijk bottels, die door hun vorm en kleur aan deze struiken sierwaarde verlenen. Van het grote sortiment zijn o.a. belangrijk:R.multiflora THUNB. uit Japan, een hooggroeiende heester met kleine bloemen in grote trossen; R. eglanteria L. (R.rubiginosa L.), eglantier, een struik, waarvan de bladeren met sterk riekende klieren zijn bedekt; R. canina L., de hondsroos uit Eur., met onbehaarde bladeren. Deze 3 soorten worden vooral als onderstam gebruikt. R. rugosa THUNB., de Japanse bottelroos uit Japan, met gerimpelde bladeren ; R. spinosissima L., de duinroos met witte bloemen en zwarte bottels; R.foetida HERRM. (R.luteaMII.L.) uit Az., met gele bloemen; R.pomifera HERRM. {R. villosa L.}, de bottelroos uit Eur., met behaarde bladeren; R. rubrifolia Vnx. uit Eur., met blauwgroene, rooddoorlopen bladeren.
Door kruisingen zijn de cultuurrozen ontstaan, die tot onze schoonste sierheesters kunnen worden gerekend. Een enorm sortiment is in cultuur, de meeste vormen hebben gevulde, heerlijk riekende bloemen. Het is moeilijk de cultuurrozen te groeperen, doordat er zoveel gekruist is, dat de groepen door allerlei overgangen met elkaar zijn verbonden.
Bourbonhybriden zijn afgeleid van de Bourbonrozen, die ontstonden uit de kruisingen van R. damascena met R. sinensis; zij zijn bijna uit de cultuur verdwenen; het zijn remonterende rozen met vrijwel stompe knoppen en platte bloemen. Noisettehybriden zijn afgeleid van de Noisette rozen, die ontstonden uit de kruisingen van R. moschata en R. sinensis; ook deze komen weinig meer voor. Zij remonteren niet en de bloemknoppen zijn iets spits.
Remontanthybriden zijn ontstaan uit kruisingen van Bourbon rozen met R.odorata; ze remonteren (doch niet zeer langdurig) en hebben spitse bloemknoppen.
Theehybriden zijn ontstaan uit kruisingen van de bovengenoemde groepen met R.odorata. Ze remonteren tot in de herfst en hebben zeer spitse knoppen. Hiertoe behoren onze grootbloemige rozen, waarvan er talloze in verschillende vormen en kleuren onder fantasienamen in de handel zijn. Het merendeel van onze snijrozen, die vooral te Aalsmeer bij bloemisten worden gekweekt, behoort tot deze groep.
Klimrozen zijn ontstaan uit kruisingen met R. multiflora, R. wichuraiana of R. setigera als ouders. Ze groeien hoog, maar ze klimmen niet uit zichzelf: ze moeten worden opgebonden. Om langs hek, pergola of gevel geleid te worden k een latwerk voor het opbinden gewenst. Het aantal vormen is zeer groot. De bloemen zijn meestal vrij klein en zitten in trossen. De bloeitijd valt Juni-Juli. Enkele zeer mooie zijn: de zeer sterk groeiende American Pillar, rosé met wit, enkel; Grimson Rambler, rood; Excelsa, scharlaken rood en de sterk groeiende Alberic Barbier, wit; White Dorothy, wit; New Dawn, rosé; Tausendschön, rosé; Blaze, helderrood; Pauls Scarlet Climber, vuurrood.
Polyantha rozen zijn lage vormen, afgeleid van R.nudiflora; de bloemen zijn klein en zitten in trossen; Sastaarderingen met theehybriden hebben rozen opgeleverd, die in groei en bloei tussen beide in staan; het zijn merendeels grootbloemige trosrozen; ook wel Floribunda rozen genoemd. Franse en Damascener rozen afgeleid van en deels behorende tot R.gallica L., R.damascena MILL. en R.centifolia L.. Deze rozen zijn bijna uit de cultuur verdwenen. Het zijn de rozen van vroegere eeuwen. Het meest bekend hiervan zijn de mosrozen (R.centifolia andrewsii REHD.), waarvan de kelkbladen en bloemstelen mosachtig behaard zijn. Ook andere soorten hebben groepen van bastaarden opgeleverd, maar deze hebben minder betekenis.
B. K. BOOM E. F. JACORI
De soorten R.gallica L. en R.alba L., beide Franse roos genoemd, R.damascena MILL., Damascener roos en R.centifolia L., Provenceroos, hebben betekenis voor de reukstoffen-industrie. Door destillatie met water wordt uit de verse bloembladeren van deze soorten een vluchtige olie (Oleum Rosarum of rozenolie, Ned. Ph. Ed. V) gewonnen. Bulgarije is de voornaamste producent van rozenolie.
Gemiddeld leveren 4 tot 6 duizend kg rozen 1 kg olie. Van R.gallica L. worden voor pharmaceutische doeleinden de kroonbladeren (Petala Rosae, Ned. Ph. Ed. V) ingezameld. De bestanddelen hiervan zijn vluchtige olie, looistof en de rode kleurstof cyanine.
De vruchten van enkele rozensoorten, b.v. die van R.canina L., hondsroos en R. cinnamomea L., kaneelroos, worden gewaardeerd om hun vitamine-C-gehalte. De vruchten worden tot jams, marmelades, e.d. verwerkt en komen gedroogd onder de naam Fructus Cynosbati (v. R. canina) in de handel voor.
S. P. DIJKSTRA.