is een fam. van gesnavelde insecten (o. Hemiptera-Homoptera), doorgaans bladvlooien genaamd.
Het eerste en tweede pootpaar der imagines zijn gewone looppoten. Het achterste pootpaar is ontwikkeld tot springpoten, waarmede deze insecten behoorlijk kunnen springen. Imagines zijn steeds in het bezit van 2 paar vleugels.In het bijzonder bij de larven en de vrouwtjes is het lichaamsuiteinde met een dichte krans van wasklieren bezet. De was omhult de regelmatig naar buiten vloeiende sterk suikerrijke uitwerpselen en voorkomt op deze wijze bevuiling van het insect. Eieren bij vele soorten voorzien van een steel, die dient om het ei in het plantenweefsel te verankeren. Een vrij groot aantal soorten is van econ. betekenis. In Ned. o.a. Psylla mali SCHMIDB., de appelbladvlo.
Schade ontstaat vooral door het zuigen van de larven aan jonge appelscheuten. Overwintering in de eitoestand. Er treedt een generatie per jaar op. Bestrijding met 6% vbc in de winter, niet vóór half Jan. In voorjaar en zomer met parathion. Op peer komt Psylla pyricola FORST., de gevlekte perebladvlo, voor.
Schade ontstaat door het zuigen van de soms zeer talrijke larven aan de groeiende twijgen. Secundaire schade wordt veroorzaakt door sterke honingdauw met daarmede gepaard gaande roetdauw. De volwassen insecten overwinteren. Bestrijding in het groeiseizoen met parathion of nicotine.