Sommige stoffen (de z.g. optisch-actieve) bezitten de eigenschap, dat zij de trillingsrichting van licht, dat door de stof valt, kunnen wijzigen. Men kan dit b.v. constateren door een bundel lineair gepolariseerd licht van een bepaalde golflengte de stof te laten passeren.
Het vlak door de richting van de electrische veldsterkte van de lichttrilling en de voortplantingsrichting wordt het polarisatievlak genoemd. Dit vlak ondergaat een draaiing bij het passeren van de optisch-actieve stof, welke afhangt van de aard en de hoeveelheid dezer stof. Door de draaiing te meten, kan men laatstgenoemde (het gaat hierbij meestal om de concentratie in een waterige oplossing) bepalen. Het instrument waarmede dit geschiedt heet p. Een p. bestaat in principe uit achtereenvolgens: (1) een lichtbron die meestal licht van een bepaalde golflengte geeft (eventueel in combinatie met een kleurenfilter);
(2) een inrichting om lineair gepolariseerd licht te leveren, de z.g. polarisator;
(3) de te onderzoeken stof, meestal in waterige oplossing in een buis van ca 20 cm lengte;
(4) een inrichting om de draaiing van het polarisatievlak te meten, de z.g. analysator; (5) een kijkertje om het doorvallende licht waar te nemen. Als polarisator en analysator gebruikt men meestal z.g. prisma's van NICOL. Een dgl. prisma is zo geconstrueerd, dat het slechts licht met een polarisatievlak van bepaalde stand (t.o.v. het prisma) doorlaat. Plaatst men de beide prisma's zodanig, dat de polarisatievlakken van het doorgelaten licht onderling loodrecht staan, dan wordt door deze combinatie van z.g. gekruiste Nicols geen licht doorgelaten. Brengt men nu de optisch actieve stof tussen polarisator en analysator, dan wordt het polarisatievlak m.o.m. gedraaid en kan een gedeelte van het licht weer passeren. Draait men vervolgens de analysator tot het gezichtsveld weer donker wordt, dan geeft de hoek, waarover deze gedraaid wordt, de draaiing van het polarisatievlak door de optisch-actieve stof.
Aangezien het constateren van het minimum van lichtsterkte meestal niet nauwkeurig kan geschieden, heeft men p. geconstrueerd, waarbij d.m.v. speciale inrichtingen wordt ingesteld op gelijke helderheid of kleur in twee helften van het gezichtsveld. Het oog is nl. zeer gevoelig voor de hier gebruikte helderheids- en kleurverschillen. De p. wordt vooral gebruikt in de suikerindustrie ter bepaling van de concentratie van suikeroplossingen. Een speciale suiker-p. wordt saccharimeter genoemd. Bij sommige saccharimeters wordt de werking van de suikeroplossing niet opgeheven door draaiing van de analysator. maar door het m.o.m. ver inschuiven van een kwartswig. De draaiing door laatstgenoemde, die tegengesteld is aan die van de suikeroplossing, bewerkstelligt de compensatie. Op de op het instrument aangebrachte schaalverdeling kan het suikergehalte direct worden afgelezen.