treedt op bij bladrolzieke aardappels en is gekenmerkt door het geel lot bruin worden van de zeefvaten en begeleidende cellen in het phloëem, pleksgewijze gevolgd door verschrompeling en afsterving. Het transport van de assimilaten wordt er door belemmerd, met als gevolg zetmeel-ophoping in de bladeren, waardoor deze hard aanvoelen (rammelaars).
Enkele aardappelrassen reageren na primaire infectie met p. in de knol, z.g. netnecrose.