Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Paard

betekenis & definitie

Het gesl. p. (Equus) telt slechts 4 soorten: het eigenlijke paard (E.caballus), de ezel (E.asinus), de halfezel (E.hemiones) en het gestreepte of tijgerpaard (E. zebra, syn. E.hippoligris).

De dieren van het gesl. p. hebben lange ledematen, welke slechts met het toplid van de éne drieledige teen op de bodem steunen. Dat toplid wordt geheel en al door een sterke, brede hoornkoker, de hoef genaamd, omgeven. Boven de teen bevindt zich één stevig middelbands- of middelvoctsbcen de pijp waaraan zich nog twee andere weinig ontwikkelde middelhands (voets-)beentjes, de z.g. griffelbeentjes, bevinden (z. Geraamte).

De bovenrand van de hals is bedekt met manen; een gedeelte valt naar voren op de schedel en wordt de maantop genoemd.

Tandformule:

6 + (1) + 6 + (1) + 6
6 + (1) + 6 + (1) + 6

Het p. heeft op ca 5-jarige leeftijd zijn volledig gebit, t.w. in boven- en onderkaak 6 snijtanden en 12 kiezen en de cj dieren daarenboven 2 haaktanden.

Aan de binnenvlakte van de onderarm en van de sprong bevindt zich een hoornachtig vormsel, de hoorn- of zwilwrat of kastanje (bij ezel, halfezel en zebra alleen aan de voorbenen). Aan de achtervlakte der kogels vinden wij een dgl. plek, de z.g. spoor.

Het p. behoort tot de planteneters, het darmkanaal is in verband hiermede buitengewoon lang.

De draagtijd duurt ruim 11 maanden, slechts zelden wordt meer dan 1 veulen geboren.

De uier, welke ver naar achteren en hoog tussen de achterbenen is gelegen, bezit slechts 2 tepels, elk met 2 of 3 openingen.

Vrij in de natuur, in wilde of verwilderde staat leven de p. in troepen of kudden.

Het bestaan van het p. dateert uit het Pleistoceen.

Na de huisdierwording is het p. naast en met de mens gaan leven en vanaf de vroegste tijden tot

op de huidige dag is een sterk contact blijven bestaan. Met de ontwikkeling der cultuur is het bewegingsmechanisme, alsmede het verrichtings- en arbeidsvermogen van het p. meer en meer benut en niet de hulp van de grotere kennis omtrent de fokkerij in verschillende banen geleid, waardoor een indeling der p. naar diverse gebruiksdoeleinden is ontstaan. Hiermede is tevens gepaard gegaan een in de loop der jaren zich wijzigend gebruik van de nodige hulpmiddelen zoals tuigen, wagens, zadels, enz. De groeiende kennis van de rij- en menkunst heeft hierop een grote invloed gehad. Ook heden ten dage staat de econ. gebruikswaarde van het p. in het middelpunt der belangstelling, al heeft deze al veel terrein verloren. Overigens heeft het paard voor de mens niet alleen econ. betekenis, maar het vervult zeer zeker ook een ideële rol.

In de verschillende landen loopt het paard, dat men er houdt, sterk uiteen. Dit hangt niet alleen samen met het klimaat, maar is ook afhankelijk van het gebruik dat men van het paard maakt. Dit is de reden dat, evenals bij de andere huisdieren ook bij het paard een groot aantal verschillende rassen is ontstaan. De rol, die de mens bij het ontstaan van deze rassen heeft gespeeld, is van verschillende grootte. Sommige rassen danken hun ontstaan vrijwel geheel aan de teeltkeus die door de mens (paardenfokkers) is uitgeoefend, andere, de meer primitieve rassen, zijn meer rechtstreeks een product van natuurlijke selectie. Men kan de verschillende paardenrassen op verschillende wijzen in groepen verdelen.

Doet men het naar de afstamming, dan spreekt men wel van Westerse- of koudbloedrassen (Belgisch trekpaard, Percheron, Shire enz. en Oosterse- of warmbloedrassen (Arabier, Eng. volbloed, Oost-Pruis, Oldenburger enz.). Behalve dat de onderzoekers het er niet over eens zijn of er wel een scheidingslijn tussen Oosterse en Westerse paarden getrokken kan worden, heeft deze indeling het bezwaar, dat er een groep paardenrassen overblijft, die moeilijk in een van deze twee groepen zijn onder te brengen (Friese paard, Fjordenpaard e.a.).

Een andere indeling is die, welke gebaseerd is op het gebruik, dat men er van maakt. Bij deze indeling worden de rassen ingedeeld in harddravers, renpaarden, rijpaarden, jachtpaarden, tuigpaarden, landbouwtuigpaarden (tegenwoordig ook wel warmbloediandbouwpaarden genoemd en trekpaarden. Ook deze verdeling geeft een niet geheel bevredigend overzicht. C. BRANDS.