Werktuig waarmee, vooruitgaande, de grond onder de bouwvoor, de z.g. ondergrond wordt losgewoeld. Hierin bevinden zich soms verdichte lagen die de afvoer van het regenwater belemmeren en daarom moeten worden losgebroken.
Een dgl. verdichting kan in bepaalde grondsoorten ontstaan op de voorbodem, wanneer steeds op dezelfde diepte wordt geploegd (ploegzool). De o. kan de vorm hebben van een beitel, een ganzevoet of van een ploegschaar. Een beitel maakt een smalle sleuf los in tegenstelling tot de beide andere vormen, waarmee de ondergrond onder de gehele voorbreedte kan worden losgewoeld. Deze vergen vanzelfsprekend meer trekkracht. Een o. kan worden gebruikt in een ondergrondsploeg of in een woelploeg.Er wordt gewoonlijk 5 -15 cm onder de normale bouwvoor gewoeld. Er zijn ook speciale o., waarmee tot 50 cm onder de bouwvoor kan worden gewoeld. Deze worden o.a. in de N.O.F. gebruikt om dieper liggende slootgronden te breken.