Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Onbeschermde vogels

betekenis & definitie

zijn vogels, die door hun schade aan de landb., aan de vogelstand of aan de jacht, volgens de Vogelwet 1936 gedurende een zekere periode onbeschermd zijn verklaard. Men onderscheidt:

a) Onvoorwaardelijk onbeschermde vogels, die voor onbepaalde tijd onbeschermd zijn. Dit zijn de zwarte kraai en de huismus.
b) Voorwaardelijk onbeschermde vogels, waarvoor de periode van onbeschermd zijn voor ten hoogste iedere 2 jaar vastgesteld wordt. Hiervan zijn gedurende het gehele jaar onbeschermd: de aalscholver, de bonte kraai, de ekster, de houtduif, de kauw, de mantelmeeuw en de Vlaamse gaai. Onbeschermd van 15 Juli t/m 15 Apr. zijn: de kokmeeuw en de zilvermeeuw; van 1 Sept. t/m 31 Dec.: de blauwe reiger; van 1 Juni t/m 31 Mrt: de spreeuw en van 15 Febr. t in 15 Apr. en van 1 Juli t/m 31 Oct. in N. en Z.Holl., Utr. en Geld. de holenduif. Al deze vogels mogen gedurende de periode, waarin zij onbeschermd zijn, met geoorloofde middelen gedood worden, hetgeen in de praktijk het geweer is. Dit laatste is toegestaan aan de houders van jachtacten en aan grondgebruikers, die een Vogelvergunning G bij het hoofd van de plaatselijke politie aangevraagd hebben. Voor niet geoorloofde middelen (b.v. netten, klemmen, vergiften) moet men een Vogelvergunning G bij het Ministerie van O., K. en W. aanvragen (volgens art. 2 van de Vogelwet 1936).