Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Narcis

betekenis & definitie

Gesl. Narcissus, met vele soorten, lam.

Amaryllidaceae. Meerjarig bolgewas, inheems in Z.W.Eur., N.Afr. en KI. Azië.Kenmerken. Bol: kort gedrongen stengelstuk, waarop witvlezige rokken; jaarlijks worden in het midden nieuwe toegevoegd, aan de buitenkant sterven oude af. De centrale hoofdknop vormt nieuwe bladeren en bloem tijdens groei te velde. Tegenover elkaar staande okselknoppen vormen nieuwe bollen, door in enkele jaren van de moederbol los te groeien. Bladeren: 3-4 stuks, zonder bladsteel tegenover elkaar staand. Bloem: omgeven door bloemschede.

Kenmerkend is de bijkroon (trompet, cup). Kleur: geel en wit, bijkroon ook wel rood.

Ontwikkeling der cultuur. In Ned. bestond uitsluitend belangstelling voor de tros-n., Narcissus tazella I.., omstreeks 1561 uitZ. Frankr. ingevoerd, en niet voor de hier inheemse enkelbloemige n. Tot ver in de 19e eeuw behoorde de n. tot het bijgoed. Omstreeks 1880 ontstond hernieuwde belangstelling. Deze gold nu de enkelbloemige verscheidenheden, zowel van Ned. als Eng. oorsprong.

De tros-n. werd op de achtergrond gedrongen. De 20e eeuw kenmerkte zich door een snelle toename van export en beteelde oppervlakte, ondanks oorlogen en invoerverbod in het buitenland. De n. werd het derde hoofdgewas in de bloembollenteelt. In 1933 werd het hoogtepunt bereikt; de n. ontkwam niet aan de saneringsmaatregelen daarna. De beteelde oppervlakte werd ingekrompen, de teelt was niet meer vrij. Wetenschappelijk onderzoek heeft veel bijgedragen tot verruiming van de afzet en het verkrijgen van een kwaliteitsproduct. Beteelde oppervlakte: 1882— 9 ha, 1912 700 ha, 1933-2060 ha, 1934-1060 ha, 1953-1037 ha.

Het sortiment. De gele trompet-n. maakten in 1953 40% van de totaal beteelde oppervlakte uit, met als belangrijkste verscheidenheid King Alfred.

Teelt. Specifieke narcissengronden zijn de meer humusrijke, kalkarme, fijnkorrelige zandgronden. Geplant wordt in Aug.-Sept. Het winterdek is een licht vorstdek. Een kunstmestgift dient meestal als bemesting. Spoedig na het bovenkomen wordt het dek verwijderd en volgt het dagvaarden.

Regelmatig ziekzoeken houdt de partijen gezond. Vóór het uitbloeien worden de bloemen gekopt. In Juli is het kruid afgestorven en worden de bollen gerooid. Na het drogen raapt men de leverbare bollen uit de partijen en geschiedt de aflevering aan binnen- en buitenland. De n. wordt ook gebruikt als snijbloem (geforceerd zowel als van het vrije veld) en als tuinbeplanting.

Ziekten. Aaltjesziek(Ditilenchus dipsaci); bolrot ( Fusarium bulbigemon); grote narcisvlieg (Lampelia equestris); het vuur (Bolrytis narcissicola); virusziekten. De bloemen van verschillende soorten, o.a. N. jonquilla L., N.tazetta I.., N.poeticus L. en N.odorus L., bevatten reukstoffen, welke in de parfumindustrie een belangrijke rol spelen. Teeltcentra van de genoemde N-soorten bevinden zich in Frankr. en Nederland. A.

F. VLAG.