Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Mengvoeder

betekenis & definitie

Een m. is een mengsel van ten minste 2, doch meestal meer krachtvoeders van verschillende herkomst. Om verschillende redenen wordt het gebruik van m. thans sterk aanbevolen : beter samengestelde aminozuren-samenstelling, gunstiger werking op de dierlijke eindproducten, veelal goedkoper enz.

Voorwaarde is dat de samenstelling deskundig geschiedt.Tot de eerste Wereldoorlog werden de grondstoffen steeds op de boerderij gemengd; tijdens die oorlog brachten enkele handelaren gemengde voeders op de markt, veelal van minderwaardige kwaliteit. Dit nam dusdanige vormen aan, dat er in Ned. in 1920 een wet tot stand kwam, waarbij de verkoop van m. werd verboden, tenzij de procentuele samenstelling werd vermeld. De controle werd opgedragen aan de Rijkslandbouwproefstations. Hierbij bleek dat deze controle in feite onuitvoerbaar was. Ofschoon de genoemde wet nog steeds bestaat, wordt zij tot heden ; 1957) niet toegepast. Aanvankelijk waren de 3 centrale landbouworganisaties tegen de handel in m. (tot 1927).

In de dertiger jaren richtten zij een controleapparaat op met vergaande bevoegdheden, o.m. werd het vermelden van de procentuele samenstelling geëist. Slechts coöp. organisaties kunnen zich aan deze controle onderwerpen.

De particuliere mengvoederbedrijven pasten of wel zelf-contrôle toe (grote en vele middelgrote fabrieken), dan wel sloten zich aaneen tot een gezamenlijke contrôle: Algemeen Bureau voor Controle op Mengvoeders in de vrije Handel (A.B.G.controle) ; hierbij is de vermelding van de procentuele samenstelling nog niet verplicht.

Sedert Jan. 1955 werkt de Stichting Kwaliteitsvoorschriften en Controle Mengvoeders (K.C.M.), waarbij thans nog alleen R.K. molenaars zijn aangesloten; deze stichting eist de vermelding van de procentuele samenstelling.

De beide topcoöp., het Centraal Bureau (G.B.) en de Coöp. Centrale In- en Verkoopvereniging voor gewestelijke landbouwin- en verkooporganisaties (C.I.V.), exploiteren in stichtingsverband een proefboerderij te Hoogland (Schothorst); enkele middelgrote fabrieken bezitten samen een proefboerderij te Leersum (Schevikhoven), terwijl de meeste grote fabrieken zelf één of meer proefbedrijven exploiteren.

In de dertiger jaren begon het gebruik van m. een grote vlucht te nemen, aanvankelijk vooral van de pluimveevoeders, later ook voor de andere landbouwhuisdieren. Thans strekt het terrein van de m. zich uit tot buiten het landbouwbedrijf; voor honden, katten en vogels worden m. bereid.

Het totale krachtvoedergebruik in Ned. (inch de kunstmatig gedroogde producten, de zelfgeteelde krachtvoeders en de dorsafvallen) kan worden gesteld op 3¼—3½ miil. t; de xnengvocderhandel beloopt 2½ -3 miil. t per jaar.

Oorspronkelijk werden de in. in meelvorm verkocht, thans in vele gevallen als koeken, briketten, korrels, brokjes, kruimels.

In totaal zijn er in Ned. bijna 2000 mengvoederbedrijven. Naar schatting brengt de coöp. ca 45% van de m. in de handel; de middelgrote en grote particuliere fabrieken hebben ca 40 % in handen, terwijl de rest door de molenaars in omloop wordt gebracht.

Lit.: S. IWEMA, Mengvoeders, 1954.

< >