(1866-1938) was directeur en later commissaris en voorzitter der Ned. Heidemaatschappij, onder wiens leiding deze Maatschappij tot grote bloei is gekomen.
In 1901 werd L. Directeur-generaal van de Landb. en in 1909 Directeur van Landb., Nijverheid en Handel in Indië. Deze functie heeft hij waargenomen tot 1918, toen zijn gezondheidstoestand hem noopte terug te keren. Hij werd toen burgemeester te Alphen a.d. Rijn. Zijn grote verdiensten op algemeen wetenschappelijk gebied werden geëerd door de Groningse Universiteit, die hem tot Doctor honoris causa benoemde.