Groot gesl. van kleine bomen uit de fam. Lauraceae, verbreid over tropisch Az. tot Austr. en de Pacific.
De soorten van dit gesl. worden door de inheemse bevolking met allerlei toevoegingen aangeduid onder de verzamelnaam hoeroe (Soend.) of medang (Mal.).De voor Indon. bekendste soorten zijn: L.cubeba PERS. (syn. L.ciltrata Bl.), hoeroe lento (soend.), is een kleine boom uit de bergregenbossen van Java, waarvan de bast, bladeren en vruchten sterk aromatisch zijn door een citronal- en citral-houdende aetherische olie. de econ. winning van deze olie is tot nu toe geen succes geweest. De jonge vruchten worden wel als sambalan gegeten.
L.sebifera Bi.., hoeroe tengkalak (Soend.), is een matig hoge boom uit het bergregenklimaat van Java, waar hij wel om de vethoudende zaden wordt gekweekt. Uit het vet werden vroeger kaarsen gefabriceerd. Het vet is bijzonder geschikt voor de bereiding van zepen, omdat deze sterk schuimen en van nature een aangename geur bezitten. L.odorifera VAL., trawas (Mal.), is een boomsoort uit de laaglandregenbossen van Sumatra en Java, die op Java door de bevolking wel wordt geteeld om haar geneeskrachtige, een aetherische olie bevattende, bladeren. Middel tegen spruw, buikziekten en huidzweren.