Trekhout, waaraan de strengen, waarmede het paard de wagen voortbeweegt, worden bevestigd. Ook wel knuppel genoemd.
In andere streken noemt men l. de 2 stokken, waartussen het trekkende paard loopt voor een wagen of ander voer- of werktuig. Aan het tuig, dat het paard op zijn rug heeft, zit aan weerszijden een oog waardoor een lemoenstok wordt gestoken en zo door het paard gedragen.