Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Kalkafzettingen

betekenis & definitie

Kalk komt uitsluitend in de vorm van zouten voor. Deze zouten zijn o.a. anhydriot CaSO4 , gips (CaSO)4.2H20), aragoniet ; CaCO3), calciet (CaCO3) en dolomiet (CaMg C03)2), N.B.

Het calciumcarbonaat, CaC03 kan in verschillende vormen voorkomen ( allotropie!). Aragoniet is de rhombische en calciet is de rhomboëdrische kristalvorm).In de levende natuur zijn de kalkverbindingen van het grootste belang en vormen het hoofdbestanddeel van de harde delen van het organisme. Het zijn de delen, die veelal ook bij de fossielen zijn bewaard gebleven. Calciet komt het meest voor, o.a. bij de foraminiferen en de kalksponzen. CaC03 in de vorm van aragoniet bezitten o.m. de Hydrozoa en de Cepthalopoda.

CaCO3 komt in water opgelost voor. Door de opname van CO2 uit de lucht en planten vindt de oplossing plaats. de oplossing geschiedt volgens de vergelijking: CaCO3 +H20 +- CO Ca(HCO3)2s.

De reactie is omkeerbaar. Het oplossen is van verscheidene factoren afhankelijk. Van belang zijn de kalkafscheidende bacteriën, de temp. van het water, de hoeveelheid C02 en bovendien de hoeveelheid opgeloste andere zouten. Het is dus begrijpelijk dat, al zou het percentage kalk in het zeewater gelijk zijn, slechts op gunstig gelegen plekken kalk tot afzetting komt. Deze afzetting vindt thans plaats in de trop. en subtrop. zeeën nabij de kusten. Hier bevinden zich in het water uiterst kleine deeltjes, die als kern bij de kristallisatie van zeer kleine aragonietnaaldjes dienst doen.

Deze kleine aragoniet-kristallen bekleden bij voorkeur de aanwezige korrels, zoals zandkorrels. Wordt een korrel door het water verscheidene malen verplaatst, dan kunnen zich steeds weer nieuwe laagjes aragoniet vormen en ontstaan de fraai concentrisch gebouwde oöiden, die een diameter van ca 2 mm bereiken. De hierboven beschreven vorming van oöiden vindt niet steeds plaats en zo wordt aragoniet ook wel direct in calciet omgezet.

Kalkstenen komen wel alleen als chem. k. voor en zijn dan buitengewoon fijnkorrelig en compact. Andere k. zijn zeer rijk aan resten van organismen, zoals koralen en algen. Veel rivierafzettingen zijn kalkrijk en wel in het bijzonder de wat hoger gelegen oeverwallen met een iets zandige ondergrond. Er worden hier dikwijls kalkconcreties aangetroffen. In het stilstaand water van plassen is de kalkrijkdom afhankelijk van de in het water gestorven organismen. Is de kalkhoeveelheid groot, dan spreekt men in dit geval van moeraskalk. Een windafzetting als loess bevat veelal oorspronkelijk kalk en de hierin voorkomende kalkconcreties worden loess-poppetjes genoemd. de duinzanden kunnen eveneens kalk bevatten, hetgeen voorn. te danken is aan de door de wind meegenomen schelpdeeltjes. De kokende watermassa's van de geysers zijn soms kalkrijk en de kalk wordt afgezet door het verlies van CO2 tijdens de afkoeling. Deze kalkafzetting bezit de naam kalksinter. K. afkomstig uit oppervlaktewater wordt travertijn genoemd. Gehele heuvels kunnen uit travertijn bestaan. Druipstenen zijn k. in de grotten. De aan het dak van de grot hangende afzetting noemt men stalactiet, de zich op de grotbodem bevindende vorming stalagmiet.

Ontkalking treedt voorn. op in gebieden waar de neerslag de verdamping overtreft (z. ook Karst-verschijnselen).

G. G. MAARLEVELD.

< >