Groep van plantengezelschappen, die in uiterlijk voorkomen m.o.m. homogeen is, zonder dat de componenten floristisch-sociologisch of oecologisch onderling nauw verwant behoeven te zijn. Vb.: de altijdgroene, vochtige, beweide Atlantische graslanden, die onderling nog zeer sterk kunnen verschillen, b.v. al naar zij in een zilte dan wel zoete omgeving groeien, en die zelfs niet één enkele plantensoort gemeen behoeven te hebben.
De waarde ener i. als indicator is doorgaans gering.