Men kan het hooi indelen volgens
a. het uitgangsproduct:
weidehooi (grashooi, venhooi, withooi, soms kunstweidehooi), (rood) klaverhooi, lucernehooi, esparcettehooi, serradellehooi, hopperupsklaverhooi :
b. de winningsmethode:
opperhooi, ruiterhooi, schuurgedroogd hooi of schuurhooi;
c. het gebruik:
vroeger werd vaak gesproken van paardenhooi ;
d. de groeiplaats:
zeer bekend is Kamperhooi, blauwgrashooi.
Verder wordt wel eens het uitgedorste product dat achterblijft bij de graszaadwinning als hooi verkocht; in feite is dit stro of gedorst hooi.
De voederwaarde van de h. kan sterk uiteenlopen, b.v. voor vre van 2 tot 14%; gewoonlijk is het leguminosenhooi eiwitrijker dan weidehooi.