is een plantengesl. der Gramineae met 8 soorten, pluimgrassen, gekenmerkt door de 2-bloemige aartjes, waarvan de bovenste ♂ is. Zeer bekend is H.lanatus L., witbol of meelraai, die geheel en zacht behaard is.
De plant groeit in vrij stevige pollen en is een zeer veelvuldig gras van matige hooiweiden,speciaal op vochtige, zure zand- en veenpercelen. Ze wordt door het vee ongaarne gegeten en in het najaar vallen nabeweide hooilanden vaak op door hun slecht afgegraasd, bossig uiterlijk. Hoofdbloeitijd half Mei-half Juni. De andere inheemse soort is H.mollis L., zachte witbol, die opvallend behaarde stengelknopen heeft en waarvan de Q bloem in tegenstelling met de vorige soort een uitstekende naald draagt. De plant heeft lange wortelstokken en heeft als graslandplant geen betekenis. Ze groeit veel op humusrijk zand in het diluviale gebied, b.v. bij en onder hakhout en kan in daaraan grenzende akkers als onkruid optreden. De hoofdbloeitijd van deze soort is Juli, 1 maand na H.lanatus.