(1836 -1905), was lange jaren een der belangrijkste geleerden op het terrein van de landhuishoudkunde in Duitsl. V.D.G. begon in 1860 als leraar aan een akkerbouwschool.
Vanaf 1869 was hij professor in Koningsbergen, later (1885) in Jena en tenslotte 1896) in Bonn. Daar was hij tevens directeur van de landbouwacademie in Poppelsdorf. V.D.G. heeft steeds sterk stelling genomen tegen de vooral door LIEBIG en diens volgelingen verkondigde leer, dat landbouwwetenschap slechts toegepasie natuurwetenschap zou zijn. V.D.G. stelde vooral de econ. en sociale betekenis van de landb. in het licht, alsmede de econ. grondslagen van de landb. en de landbouwwetenschap. Hij schreef o.a. I.andw. Taxationslehre, 3e dr. 1903, Handb. d. landw. Betriebslehre, 3c dr. 1905, Die landw. Buchführung, 9e dr. 1903, Geschichte d. deutschen Landwirtschaft, 2 dln 1902-1903 en Agrarwesen und Agrarpolitik, 2e dr. 1904.