(trop.) onderscheiden zich van de gronden der laagvlakten en het heuvelland door een bruine en bruinrode kleur. Zij komen nooit beneden 700 m voor en vertonen onder een sterk humeuze bovengrond een opvallende kruimelstructuur, waardoor zij doorlatend zijn als zandgrond.
De kruimels zijn ietwat spoelvormig, ca ¾ mm in doorsnede en ca 1½ à 2 mm lang. Zij beslaan uit zeer fijnkorrelige grond en bevatten slechts enkele procenten zand. Men noemt de korrels dan ook ‘pseudo-zand’. In de natuur is het prima cultuurgrond.