Met de term g. worden de geslachtscellen aangeduid, meestal te onderscheiden in grote, weinig beweeglijke ♀ geslachtscellen of eicellen (= macrogameten) en kleine, meestal sterk beweeglijke ♂ geslachtscellen of spermatozoën ( = microgameten; bij de hogere planten de beide generatieve kernen in de stuifmeelbuis).
Bij een aantal lagere organismen zijn de met elkaar versmeltende g. uiterlijk gezien volkomen gelijk en men spreekt dan van isogameten en isogametie. Waar ♂ en ♀ g. wel zichtbaar verschillen spreekt men van anisogameten en van anisogametie.