Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Festuca

betekenis & definitie

Plantengesl. der Gramineae met ca 80 soorten. Pluimgrassen met meerbloemige aartjes.

Tegenwoordig splitst men enkele soorten af onder het gesl. Vulpia, waarbij de kelkkaf jes sterk in lengte verschillen. In Ned. telt het geslacht F. 5 soorten, die bijna alle o.a. in graslanden voorkomen. F. pratensis Huds. (F.elatior L.), beemdlangbloem, bloempakjes 7-8 bloemig, ongenaald, is als weidegras zeer gewaardeerd en sterk verbreid. Op ca 75 % der graslanden in Ned. komt de soort voor, maar is vrijwel nooit een der hoofdsoorten. Ze is goed zodevormend en ontwikkelt zich tamelijk snel in het voorjaar. Ze stelt geen bijzondere eisen aan de bemestingstoestand en verkiest graslanden, die afwisselend gehooid en beweid worden. Ze mijdt droge gronden bijna geheel. Inzaai vindt plaats voor blijvend grasland, alsook voor 2- en meerjarige kunstweiden. Al naar het doel van laatstgenoemde heeft men de keus uit een weidetype met wat fijner bouw en sterker uitstoeling en een hooitype, dat iets minder goed zodevormend is.

F. arundinacea SCHREB., rietzwenkgras, bloempakjes 4-6 bloemig, ongenaaid, lijkt veel op de vorige, maar ze groeit in forser pollen en heeft harde bladeren. Jong gemaaid geeft ze een ruime opbrengst, maar als weidegras is ze niet gezien. Sommige graslanden, vooral die nabij de zeekust, zijn er rijk aan (Zeeland). Inzaai is niet aan te bevelen, hoewel onder de naam van hoogzwenkgras zaad ervan in de handel voorkomt. F. rubra L., rood zwenkgras, bloempakjes 4-6 bloemig, genaaid, is landbouwkundig een veel voorkomend, maar niet hoog gewaardeerd gras fop gemiddeld bijna 90% der Ned. graslanden aanwezig). De bladeren zijn meest smal. samengerold en stug; als weidegras stelt het vee het niet op prijs, vooral niet als het ouder wordt.

De soort is zeer vormenrijk en in staat om zich aan de meest uiteenlopende omstandigheden aan te passen. Er zijn vormen, die in vaste pollen groeien en andere, die door hun uitlopers zeer goed zodevormend zijn. De laatste zijn vanwege de taaie zode zeer geschikt voor inzaai op gazons, sport- en vliegvelden. De bernestingstoesland van de graslanden is haar tot grote hoogte onverschillig, maar bij goede bemestingstoestand wordt ze door versterkte concurrentie van de beste grassen teruggedrongen.

De enige duidelijke voorkeur gaat uit naar gronden met geringe vochtvoorziening (zand!), hoewel ze ook op sommige vochtige of zure graslanden op de voorgrond kan treden. Op droge graslanden is ze steeds te vinden en wel gemiddeld hoog frequent. Verdrijving der soort is niet eenvoudig; er is veel voor te zeggen om droge graslanden, waarin ze hoofdtoon is, te scheuren. Bij deze, zowel als bij de volgende soort hebben de systematici talrijke var. opgesteld, waarvan de nomenclatuur nogal verwarring kan stichten. De handelaars in graszaad onderscheiden weer vormen op hun manier.

Een dezer vormen is F. duriuscula, hardzwenkgras, een vroeg bloeiende, grijsgroene vorm van F. rubra L., die men vaak in gazons aantreft. F. ovina L., schapengras, pakjes 7 -9 bloemig, ongenaaid, vormt stevige pollen, maar is in alle delen kleiner dan de vorige; ook de stengelbladeren zijn dichtgerold (bij F. rubra open). De opbrengst is zeer gering, terwijl het blad fijn en stug is. De soort kan gelden als arrnoede-aanwijzer, evenals borstelgras, pijpestrootje en tandjesgras, waarmee ze vaak aangetroffen wordt (z. Blauwgraslanden).

Ze is door haar dichtheid en fijnheid van blad zeer geschikt voor inzaai van gazons op droge gronden. F. giganten Vn.i.., reuzenzwenkgras, met brede glimmende bladeren en lang genaaide, meest 5 bloemige pakjes, komt op graslanden niet voor, doch slechts op vochtige beschaduwde plaatsen als randen van loofbossen.

D. M. DE VRIES.

< >