Plantengesl. der Onagraceae met ca 60 soorten, gekenmerkt door het bezit van 8 meeldraden en gekuifde zaden. Een 10-tal soorten zijn inheems, waarvan de bekendste is E. angustifolium L., wilgenroosje, een vrij forse plant met lange, paarsrode bloemtrossen en lancetvormige, op wilgebladeren gelijkende, bladeren.
De soort is overblijvend en is algemeen op zandgrond, voorn, op kaalslagplaatsen; kalkmijdend. Minder algemeen zijn verder nog:
E.hirsutum L., harig wilgenroosje, die sterk behaard is;
E.parviflorum SCHREB.. kleinbloemige basterdwederik; alsmede E.palustre L., moerasbasterdwederik; alle op vochtige plaatsen groeiend. E.glabellum FORST, een 20-30 cm hoge plant met cirond-langwerpige bladeren en witte okselstandige bloemen uil Nw Zeel., wordt als sierplant geteeld.