Laat men een ellips wentelen om haar kleine as BB’, dan ontstaat een ‘omwentelings-ellipsoide’, waarvan de omwentelingsas BB’ (pool-as) korter is dan de middellijn van de door de top à doorlopen cirkel (evenaar). Het aardoppervlak is bij benadering zulk een omwentelings-e.
Door de ellips om de grote as te laten wentelen, krijgt men eveneens een omwentelings-e. Ditmaal is de pool-as AA’ groter dan de middellijn van de evenaar (BB’).
Vergroot (of verkleint) men de afstanden van de punten van de omwcntclings-c. tot een bepaald meridiaanvlak in een constante verhouding, dan wordt ook de evenaar (die bij de omwentelings-c. een cirkel was) een ellips. Het oppervlak is nu een drie-assige ellipsoïde.