dient voor de regeling van de druk en als veiligheidsklep bij spuitpompen, drukvaten, e.d.
Te onderscheiden in:
1. d. met veerbelaste kogelklep. Hierbij blijft de pomp onder volle druk doorwerken, omdat de kogelklep geopend blijft door de pompdruk.
2. d. met zuiger of membraan en voorzien van een leidingklep en een overloopklep. Op de membraan rust een veer met stift, welke met een stelschroef op een bepaalde spanning (b.v. 30 atm.) kan worden ingesteld. Als de pomp begint te werken zal de vloeistof de leidingklep openen en de overstroomklep dichtdrukken. Wordt de druk groter dan 30 atm., doordat de toevoer te snel gaat of doordat de verspuiter de spuitslang dicht draait, dan gaat de membraan naar boven uitbuigen en licht met de stift de overstroomklep op. De vloeistof loopt dan door de overstroomleiding naar de tank.