Hiermede worden in Indon. verschillende eetbare vruchtsoorten aangeduid, vooral van het gesl. Syzygium, in de literatuur meest Eugenia genoemd.
(1) Djamboe aer, oewer of wer, dj. tjaj, Eugenia aquea BURM. F.. Trop. vruchtsoort met afgeplat bolvormige vruchten, schil wit of rosé, vruchtvlees zwak welriekend, sappig en flauwzoet.
(2) Djamboe bidji of dj. kloetoek, Psidium guajava L.. de bol- of peervormige vrucht, bij rijpheid mooi geel, is 5-10 cm groot, het vruchtvlees is smakelijk, doch bevat zeer veel pitjes.
(3) Djamboe bol of dj. dersono, Eugenia malaccensis L.. Langwerpig bolvormige vrucht, ter grootte van een kleine appel, donkerrood of bleekgeel met purperen strepen. Vruchtvlees wit, sappig. De smakelijkste vrucht onder de djamboesoorten.
(4) Djamboe mawar, dj. aer mawar of dj. tjaj tnawar, Eugenia jambos L.. Geelgroene, smakelijke vruchten met een doordringende rozengeur.
(5) Djamboe monjet, dj. mede of dj. mete, Anacardium occidentale L.. De sappige, mooi rood en geel gekleurde vruchistelen worden bijna niet gegeten, wel de eenzadige noten, welke hierop zitten. van worden geroosterd. de bereiding vindt men veel in India, vanwaar dit product ook geëxporteerd wordt. Eng.: cashew nuts.
(6) Djamboe semarang, Eugenia javanica LAM., lijkt veel op dj. aer, doch is groter en smakelijker.