Een tweetal mijten-soorten zijn voor de chainpignoncultuur van betekenis; dit zijn: Tyrophagus dimidiatus HERM. en Caloglyphus mycophagus MEGNIN. Deze kleine, wit tot bruinwit gekleurde mijten vindt men dikwijls in champignonculturen.
Eenmaal aanwezig kunnen deze mijten zich zeer snel voortplanten en in korte tijd in grote aantallen optreden. De schade, die zij veroorzaken, bestaat uit het aanvreten van het mycelium en de vruchtlichamen. In de paddenstoelen ontstaan door de vreterij soms grote holten, waardoor zij voor de handel waardeloos worden. Mijten worden in de meeste gevallen met de mest binnengehaald. Door lage temp. kan men de ontwikkeling der mijten tegengaan. Een directe bestrijding kan worden verkregen door de bedden te behandelen met nicotine ter sterkte van 0,1%. Dit dient echter te gebeuren voordat de vruchtlichamen boven de grond komen, daar anders een ernstige verkleuring van de paddenstoelen ontstaat. Geheel afdoende is deze behandeling echter niet, omdat de mijten diep in de bedden kruipen. I.h.a. dient men grote zindelijkheid te betrachten, terwijl het gebruik van goed gefermenteerde mest zeer veel aanbeveling verdient.