Methode tot bepaling van de doorlatendheid van de grond. Men maakt een gat tot onder de grondwaterstand en neemt onder inachtneming van bepaalde voorwaarden de opstijging van het grondwater in het gat waar.
Hieruit is de doorlatendheid te berekenen. Bij een zelfde diameter en diepte van het gat zal het water sneller stijgen, naarmate de grond meer doorlatend is. Lit.: S. B. HOOGHOUDT, De boorgatenmethode. Versl. van Landb. Onderz. no 42 (13) B.