Onder a. verstaat men het kiezen van bepaalde aren in een ras- of kruisingspopulatie van een graan of grasgewas. Gewoonlijk wordt het zaad van elke aar afzonderlijk uitgezaaid, waarna de nakomelingschappen worden beoordeeld.
Dit is de enige manier om bij gewassen, welke gewoonlijk zo dicht worden gezaaid, dat de afzonderlijke planten niet zijn te onderscheiden, toch individuele nakomelingschappen te onderzoeken. A. wordt ook toegepast bij het instandhouden van de rassen.