Bevloeiing van akkers of weiden met stedelijk afvalwater. Ogenschijnlijk heeft deze bevloeiing het voordeel, dat afvalstoffen, die anders verloren zouden gaan, nu aan de productie ten goede komen.
Er zijn echter praktische bezwaren. Ziektekiemen kunnen door het afvalwater worden overgebracht, terwijl zich aan grashalmen hechtende resten een zeer hinderlijke stank kunnen verspreiden. Hierdoor is transport van het water in open leidingen onmogelijk en moet dit in een kostbaar gesloten buizennet geschieden. De neiging ontstaat daardoor om aan een bepaald oppervlak zoveel mogelijk water te verstrekken, m.a.w. het doel wordt niet een doeltreffende bevloeiing, doch het wegwerken van het afvalwater (z. Vloeivelden). A. in eigenlijke zin wordt slechts weinig toegepast doch verdient, in verband met de vochtvoorziening van droge gronden en het bijkomende voordeel van een aanzienlijke besparing op kunstmest, niettemin in bepaalde gevallen overweging.