(veet.) Men zegt, dat een dier a. heeft, wanneer het in zijn uiterlijk zo veel mogelijk de eigenschappen vertoont, die men zich voorstelt aan te treffen bij het ideale dier van het ras, waartoe het betreffende dier behoort. A. kan men dus bij dieren van allerlei rassen aantreden, b.v. zowel bij het Ned. trekpaard als bij het Eng. volbloed en bij de vertegenwoordigers der vleesrassen evengoed als bij de meer verfijnde melkveerassen.
Een dier met a. vertoont als regel een fraaie, harmonische bouw en geeft ons een volmaakt edele indruk. Het toont zich als het meest volkomen beeld van rationele teelt. Het tegenovergestelde beeld is in zijn voorkomen ordinair en grof.
